WOORDENSCHAT DNT3 MAP 1 / MAP 2

WOORDENSCHAT DNT 3 MAP 

Map 1 
0efenboek, p. 6 Voorproefje
Fs
aanspreken
s'adresser à
gevoelen(s), het
sentiment, le
kenmerk(en), het
caractéristique, la
leerlingenraad (-raden), de
conseil des élèves, le
slagen
réussir
uitdrukken
exprimer
buitenschools(e)
en dehors des heures de classe
Leerboek, p. 9 Reddingszinnetjes
Fs
aangenaam (-name)
agréable - enchanté(e)
evenzeer
également, tout autant
Leerboek, p. 10 Klassenpraat
Fs
cijfer(s), het
chiffre, le - note, la
gelijk hebben
avoir raison
kletskous(en), de
bavard(e), le(la)
nablijven
être en retenue
opletten
faire attention
spiekbriefje(s), het
copion, le
strafwerk, het
travail supplémentaire, le
vrij graag
plutôt volontiers
huiswerk, het
travail à domicile, le
Leerboek, p. 12 Zoekopdracht
Fs
bang zijn voor
peur (avoir peur de)
benieuwd
curieux (-rieuse)
geloven
croire, penser
trots(e)
fier (fière)
uitkijken naar
aspirer à
voornemen(s), het
résolution, la - intention, l'
zich afvragen
se demander
Oefenboek, p. 14 Zoekopdracht
Fs
ongeduldig(e)
impatient(e)
verlangen (naar)
désirer, aspirer à
Leerboek, p. 14 Forum
Fs
doodsaai(e)
ennuyeux à mourir
doorbrengen
passer
luieren
paresser
ontevreden
mécontent(e)
ontspannen
détendre
onverschillig(e)
indifférent(e)
onzeker(e)
incertain, hésitant
studierichting(en)
orientation dans les études, l'
uitslapen
faire la grasse matinée
weigeren
refuser
woedend(e)
furieux (-rieuse)
zelfvertrouwen, het
assurance,l' - confiance en soi, la
Oefenboek, p. 17 Forum
Fs
eenzaam (-zame)
seul(e)
rustig(e)
tranquille
Leerboek, p. 16 Thematische woordenschat
Fs
naschools(e)
après l'école - parascolaire
scheikunde, de
chimie, la
zedenleer, de
morale, la
Oefenboek, p. 18 Thematische woordenschat
Fs
afdekblad(en), het
cache, le (feuille de couverture)
bijbel, de
bible, la
bladzijde(n), de
page, la
bord(en), het
assiette, l' - tableau, le
krijt, het
craie, la
maatschappijleer, de
instruction civique, l'
ophouden (met)
cesser, arrêter (de)
scheidbaar (-bare)
séparable
vakgebied(en), het
discipline, la - branche, la
vertalen
traduire
Leerboek, p. 18 Foto’s beschrijven
Fs
avondstudie(s), de
étude du soir, l'
bouwen
construire
kwis(sen), de - quiz(zen), de
quiz, le - jeu, le
poseren
poser
schoolreglement(en), het
règlement scolaire, le
schooluitstap(pen), de
excursion scolaire, l'
terugreis (-reizen), de
retour, le
vlot(ten), het
radeau, le
Oefenboek, p. 23 Zeltraining
Fs
les(sen)rooster(s), de/het
horaire, l'
Leerboek, p. 19 Alledaagse gesprekjes
Fs
computerzaal (-zalen), de
salle informatique, la
klaslokaal (-kalen), het
local de classe, le
kleedkamer(s), de
vestiaire, le
labo('s), het
labo, le
lerarenkamer(s), de
salle des professeurs, la
turnzaal (-zalen) de
salle de gym, la
Leerboek, p. 20 Oproepen
Fs
vakantiehuisje(s), het
maison de vacances, la
verblijfplaats(en),  de
lieu de séjour, le - résidence, la
Oefenboek, p. 24 De Lieverdjes
Fs
onvoldoende
insuffisant
pik hebben op iemand, de
avoir qqn en grippe, avoir une dent contre qqn
verklaren
expliquer, déclarer
Leerboek, p. 22 Mijn gedacht!
Fs
gedacht(en), de
avis, l'




MAP 2

0efenboek, p. 30 Voorproefje
Fs
boezemvriend(en), de
ami(e) de coeur, l'
steek, de (in de steek laten)
(laisser tomber qqn)
Leerboek, p. 23 Enquête
Fs
stelling(en), de
affirmation, l'
Leerboek, p 23 Reddingszinnetjes
handje(s), het (een handje helpen)
main, la (donner un coup de main)
hartelijk(e)
de tout cœur - chaleureux
uitdrukking(en), de
expression, l'
dienst, de (van dienst zijn)
service, le (être de service)
Leerboek, p. 24 Klassenpraat
Fs
belangrijk
important
bereid (bereid zijn… te…)
disposé(e), prêt(e) à
betrouwbaarheid, de
fiabilité, la - crédibilité, la
bevriend (- zijn met)
ami(e) (être l'ami de)
eerlijkheid
honnêteté, l'
eigenschap(pen), de
caractéristique, la
gelijk (het is me gelijk)
égal (cela m'est égal)
goedgehumeurd(e)
de bonne humeur
lol maken
s'amuser, se marrer
nood, le (in nood)
besoin (dans le besoin)
om het even
peu importe
omgaan met
fréquenter, s'entendre avec
rekenen op
compter sur
uitgaan
sortir
vertrouwen
avoir confiance en
vriendschap(pen), de
amitié, l'
Oefenboek, p. 38 De Lieverdjes
Fs
belofte, de
promesse, la
heilig (een heilige belofte)
saint(e) (une promesse solennelle)
Leerboek, p. 26 / Oefenboek, p. 41 Mijn gedacht!
Fs
bijschrift(en), het
commentaire(s), le
drop, het/de
réglisse, la
idool (idolen), het
idole, l'
knakworst(en), de
saucisse de Francfort, la
patat(ten), de
frites, les
praatziek
bavard(e)
spijbelen
brosser des cours
Leerboek, p. 27  Is vriendschap 4ever?
Fs
aanraden
conseiller
aantrekkelijk(e)
attirant, attrayant
advies (-viezen), het
conseil, le
eindigen
finir
flaptekst(en), de
texte de la couverture, le
inroepen (de hulp -)
appeler (l'aide)
liefde, de
amour, l'
paspoort (-poorten), het
passeport, le
recensie(s), de
critique, la
stiekem
en cachette
uitlezen
lire, achever la lecture
verliefd zijn op
(être amoureux de)
Leerboek, p. 29  Wat voor een vriend(in) ben jij?
Fs
ergeren (zich - aan)
irriter (s'irriter de)
geheim(en), het
secret, le
langdurig(e)
long(ue)
leven, het
vie, la
ruzie(s), de
dispute, la
toevertrouwen
confier
veranderen van
changer de
voelen (zich -)
sentir (se -)
zitten (hoe zit het met…?)
aller (comment ça va avec…?)
eentje (in mijn -)
seul(e)
Leerboek, p. 32 Thematische woordenschat
Fs
behulpzaam (-zame)
serviable
blij(e)
content(e)
ernstig(e)
sérieux (-rieuse)
gevoelig(e)
sensible
goedgezind(e)
bien disposé
knap(pe)
beau (belle), fort(e)
koppig(e)
entêté(e), obstiné(e)
liegen
mentir
lollig(e)
rigolo
moedig(e)
courageux (-geuse)
onbetrouwbaar (-bare)
douteux, faux
opvliegend
colérique
overgevoelig(e)
hypersensible
roddelen
faire des ragots
spilziek
dépensier, dépensière
uitlachen
se moquer de
verstandig(e)
raisonnable
vrolijk(e)
joyeux (-euse), gai(e)
zelfverzekerd(e)
sûr(e) de soi
Oefenboek, p. 43/46 Thematische woordenschat
Fs
bedoelen
vouloir dire
stevig
fort(e)
aandachtig(e)
attentif(-ve), attentivement
onaardig(e)
déplaisant(e)
oneerlijk(e)
malhonnête
ongevoelig(e)
insensible
verlegen
timide
zwijgzaam (-zame)
taciturne, silencieux -se
Leerboek, p. 34 Oproepen
Fs
gympje(s), het
tennis, basket
los (losse kleren)
léger (vêtements non serrants)
merkbroek(en), de
pantalon de marque, le
merkkleren, de
vêtements de marque, les
merkloos (-loze)
sans marque
oproepen
évoquer, appeler
strak(ke)
serrant, raide
tegenvallen
décevoir
toneelstuk(ken), het
pièce de théâtre, la
zakdoek(en), de
mouchoir, le

MAP 2

0efenboek, p. 30 Voorproefje
Fs
boezemvriend(en), de
ami(e) de coeur, l'
steek, de (in de steek laten)
(laisser tomber qqn)
Leerboek, p. 23 Enquête
Fs
stelling(en), de
affirmation, l'
Leerboek, p 23 Reddingszinnetjes
handje(s), het (een handje helpen)
main, la (donner un coup de main)
hartelijk(e)
de tout cœur - chaleureux
uitdrukking(en), de
expression, l'
dienst, de (van dienst zijn)
service, le (être de service)
Leerboek, p. 24 Klassenpraat
Fs
belangrijk
important
bereid (bereid zijn… te…)
disposé(e), prêt(e) à
betrouwbaarheid, de
fiabilité, la - crédibilité, la
bevriend (- zijn met)
ami(e) (être l'ami de)
eerlijkheid
honnêteté, l'
eigenschap(pen), de
caractéristique, la
gelijk (het is me gelijk)
égal (cela m'est égal)
goedgehumeurd(e)
de bonne humeur
lol maken
s'amuser, se marrer
nood, le (in nood)
besoin (dans le besoin)
om het even
peu importe
omgaan met
fréquenter, s'entendre avec
rekenen op
compter sur
uitgaan
sortir
vertrouwen
avoir confiance en
vriendschap(pen), de
amitié, l'
Oefenboek, p. 38 De Lieverdjes
Fs
belofte, de
promesse, la
heilig (een heilige belofte)
saint(e) (une promesse solennelle)
Leerboek, p. 26 / Oefenboek, p. 41 Mijn gedacht!
Fs
bijschrift(en), het
commentaire(s), le
drop, het/de
réglisse, la
idool (idolen), het
idole, l'
knakworst(en), de
saucisse de Francfort, la
patat(ten), de
frites, les
praatziek
bavard(e)
spijbelen
brosser des cours
Leerboek, p. 27  Is vriendschap 4ever?
Fs
aanraden
conseiller
aantrekkelijk(e)
attirant, attrayant
advies (-viezen), het
conseil, le
eindigen
finir
flaptekst(en), de
texte de la couverture, le
inroepen (de hulp -)
appeler (l'aide)
liefde, de
amour, l'
paspoort (-poorten), het
passeport, le
recensie(s), de
critique, la
stiekem
en cachette
uitlezen
lire, achever la lecture
verliefd zijn op
(être amoureux de)
Leerboek, p. 29  Wat voor een vriend(in) ben jij?
Fs
ergeren (zich - aan)
irriter (s'irriter de)
geheim(en), het
secret, le
langdurig(e)
long(ue)
leven, het
vie, la
ruzie(s), de
dispute, la
toevertrouwen
confier
veranderen van
changer de
voelen (zich -)
sentir (se -)
zitten (hoe zit het met…?)
aller (comment ça va avec…?)
eentje (in mijn -)
seul(e)
Leerboek, p. 32 Thematische woordenschat
Fs
behulpzaam (-zame)
serviable
blij(e)
content(e)
ernstig(e)
sérieux (-rieuse)
gevoelig(e)
sensible
goedgezind(e)
bien disposé
knap(pe)
beau (belle), fort(e)
koppig(e)
entêté(e), obstiné(e)
liegen
mentir
lollig(e)
rigolo
moedig(e)
courageux (-geuse)
onbetrouwbaar (-bare)
douteux, faux
opvliegend
colérique
overgevoelig(e)
hypersensible
roddelen
faire des ragots
spilziek
dépensier, dépensière
uitlachen
se moquer de
verstandig(e)
raisonnable
vrolijk(e)
joyeux (-euse), gai(e)
zelfverzekerd(e)
sûr(e) de soi
Oefenboek, p. 43/46 Thematische woordenschat
Fs
bedoelen
vouloir dire
stevig
fort(e)
aandachtig(e)
attentif(-ve), attentivement
onaardig(e)
déplaisant(e)
oneerlijk(e)
malhonnête
ongevoelig(e)
insensible
verlegen
timide
zwijgzaam (-zame)
taciturne, silencieux -se
Leerboek, p. 34 Oproepen
Fs
gympje(s), het
tennis, basket
los (losse kleren)
léger (vêtements non serrants)
merkbroek(en), de
pantalon de marque, le
merkkleren, de
vêtements de marque, les
merkloos (-loze)
sans marque
oproepen
évoquer, appeler
strak(ke)
serrant, raide
tegenvallen
décevoir
toneelstuk(ken), het
pièce de théâtre, la
zakdoek(en), de
mouchoir, le

MAP 2

0efenboek, p. 30 Voorproefje
Fs
boezemvriend(en), de
ami(e) de coeur, l'
steek, de (in de steek laten)
(laisser tomber qqn)
Leerboek, p. 23 Enquête
Fs
stelling(en), de
affirmation, l'
Leerboek, p 23 Reddingszinnetjes
handje(s), het (een handje helpen)
main, la (donner un coup de main)
hartelijk(e)
de tout cœur - chaleureux
uitdrukking(en), de
expression, l'
dienst, de (van dienst zijn)
service, le (être de service)
Leerboek, p. 24 Klassenpraat
Fs
belangrijk
important
bereid (bereid zijn… te…)
disposé(e), prêt(e) à
betrouwbaarheid, de
fiabilité, la - crédibilité, la
bevriend (- zijn met)
ami(e) (être l'ami de)
eerlijkheid
honnêteté, l'
eigenschap(pen), de
caractéristique, la
gelijk (het is me gelijk)
égal (cela m'est égal)
goedgehumeurd(e)
de bonne humeur
lol maken
s'amuser, se marrer
nood, le (in nood)
besoin (dans le besoin)
om het even
peu importe
omgaan met
fréquenter, s'entendre avec
rekenen op
compter sur
uitgaan
sortir
vertrouwen
avoir confiance en
vriendschap(pen), de
amitié, l'
Oefenboek, p. 38 De Lieverdjes
Fs
belofte, de
promesse, la
heilig (een heilige belofte)
saint(e) (une promesse solennelle)
Leerboek, p. 26 / Oefenboek, p. 41 Mijn gedacht!
Fs
bijschrift(en), het
commentaire(s), le
drop, het/de
réglisse, la
idool (idolen), het
idole, l'
knakworst(en), de
saucisse de Francfort, la
patat(ten), de
frites, les
praatziek
bavard(e)
spijbelen
brosser des cours
Leerboek, p. 27  Is vriendschap 4ever?
Fs
aanraden
conseiller
aantrekkelijk(e)
attirant, attrayant
advies (-viezen), het
conseil, le
eindigen
finir
flaptekst(en), de
texte de la couverture, le
inroepen (de hulp -)
appeler (l'aide)
liefde, de
amour, l'
paspoort (-poorten), het
passeport, le
recensie(s), de
critique, la
stiekem
en cachette
uitlezen
lire, achever la lecture
verliefd zijn op
(être amoureux de)
Leerboek, p. 29  Wat voor een vriend(in) ben jij?
Fs
ergeren (zich - aan)
irriter (s'irriter de)
geheim(en), het
secret, le
langdurig(e)
long(ue)
leven, het
vie, la
ruzie(s), de
dispute, la
toevertrouwen
confier
veranderen van
changer de
voelen (zich -)
sentir (se -)
zitten (hoe zit het met…?)
aller (comment ça va avec…?)
eentje (in mijn -)
seul(e)
Leerboek, p. 32 Thematische woordenschat
Fs
behulpzaam (-zame)
serviable
blij(e)
content(e)
ernstig(e)
sérieux (-rieuse)
gevoelig(e)
sensible
goedgezind(e)
bien disposé
knap(pe)
beau (belle), fort(e)
koppig(e)
entêté(e), obstiné(e)
liegen
mentir
lollig(e)
rigolo
moedig(e)
courageux (-geuse)
onbetrouwbaar (-bare)
douteux, faux
opvliegend
colérique
overgevoelig(e)
hypersensible
roddelen
faire des ragots
spilziek
dépensier, dépensière
uitlachen
se moquer de
verstandig(e)
raisonnable
vrolijk(e)
joyeux (-euse), gai(e)
zelfverzekerd(e)
sûr(e) de soi
Oefenboek, p. 43/46 Thematische woordenschat
Fs
bedoelen
vouloir dire
stevig
fort(e)
aandachtig(e)
attentif(-ve), attentivement
onaardig(e)
déplaisant(e)
oneerlijk(e)
malhonnête
ongevoelig(e)
insensible
verlegen
timide
zwijgzaam (-zame)
taciturne, silencieux -se
Leerboek, p. 34 Oproepen
Fs
gympje(s), het
tennis, basket
los (losse kleren)
léger (vêtements non serrants)
merkbroek(en), de
pantalon de marque, le
merkkleren, de
vêtements de marque, les
merkloos (-loze)
sans marque
oproepen
évoquer, appeler
strak(ke)
serrant, raide
tegenvallen
décevoir
toneelstuk(ken), het
pièce de théâtre, la
zakdoek(en), de
mouchoir, le




Geen opmerkingen:

Een reactie posten